Wat zeggen de Dordtse Leerregels jou?

open-bijbel-psalm-95Achterin jouw Bijbeltje staan waarschijnlijk de Dordtse Leerregels. Misschien heb je ze nog nooit gelezen. Toch staan er hele mooie en belangrijke dingen in. De stukjes van deze week zijn een samenvatting van de Dordtse Leerregels.

 Dinsdag – Alleen door het geloof (DL. 1.1-5)
Lezen:         Ef. 2: 1-10
Zingen:       Ps. 43:5

 In de eerste vijf artikelen zeggen de Dordtse Leerregels dit: Jij zondigt elke dag tegen God. Hierdoor sta jij schuldig tegenover God. God zou niets verkeerd doen als Hij zou besluiten om jou voor altijd verloren te laten gaan (DL 1.1). Maar God is vol van liefde en genade. Daarom heeft Hij de Heere Jezus naar de aarde gestuurd, zodat jij door het geloof in Hem eeuwig kan leven (DL 1.2). Door de preek en het Bijbellezen roept God jou op om te geloven in de Heere Jezus en je leven te veranderen (DL. 1.3). Er zijn maar twee mogelijkheden: of je gelooft in de Heere Jezus en bent behouden, of gaat voor altijd verloren vanwege je zonden (DL. 1.4). Als je verloren gaat is dat je eigen schuld, maar als je tot geloof komt is dat Gods genade (DL. 1.5). Heel duidelijk zeggen de Dordtse Leerregels dat jij alleen door het geloof zalig kan worden. Tegelijk zeggen ze dat jouw hart zo vol van zonde en van vijandschap tegen God zit, dat je niet zomaar uit jezelf gaat geloven. In Eféze lees je dat daarom alleen God de eer moet krijgen als jij gaat geloven.

 Woensdag – Uitgekozen door God (DL. 1.6-18)
Lezen:         Ef. 1:3-14
Zingen:       Ps. 33:6

Hoe komt het dat de één wel gelooft en de ander niet? De Dordtse Leerregels zeggen: dat komt door de verkiezing van God. Aan sommigen schenkt God het geloof, anderen laat God liggen in hun eigen verlorenheid (DL. 1.6). Die keuze van God is niet gebaseerd op hoe goed of slecht een mens is, maar komt voort uit Zijn genade (DL. 1.7-11). Degenen die God heeft uitgekozen zullen geloven in de Heere Jezus, hebben berouw over de zonden en gaan God dienen. Daaraan kun je weten of je uitverkoren bent (DL. 1.12). Hoe meer je dat beseft hoe meer je ook God gaat dienen en liefhebben (DL. 1.13). De leer van de verkiezing is Bijbels en mag daarom niet verzwegen worden (DL. 1.14-15). Als je twijfelt of je geloof wel echt is, moet deze leer je niet moedeloos maken. God heeft beloofd dat, als je Hem oprecht zoekt, je Hem ook zal vinden (DL. 1.16). Ook hoeven gelovige ouders niet te twijfelen dat hun jong gestorven kinderen behouden zijn (DL. 1.17). Je kan misschien niet alles begrijpen van de leer van de verkiezing, maar toch mag je God loven dat Hij mensen uitkiest en zalig maakt (DL. 1.18).

Donderdag –  Verlossing alleen door Jezus (DL. 2.1-9)
Lezen:         Hand. 16: 23-34
Zingen:       Ps. 95:4

God is heilig en rechtvaardig. Hij kan jouw zonden niet zomaar vergeven, maar wil dat er voor jouw zonden wordt betaald (DL 2.1). Omdat jijzelf niet voor de zonde kan betalen, heeft God de Heere Jezus naar de aarde gestuurd (DL 2.2). Door te sterven aan het kruis heeft Hij voor de zonde betaald (DL 2.3-4). Als jij gelooft in de Heere Jezus dan ben je zalig. Daarom moet jij in Hem geloven en je leven veranderen.  God geeft jou dat bevel (DL. 2.5)! Als je ongelovig blijft, ga je verloren. Dat is je eigen schuld (DL 2.6). Als je in de Heere Jezus gelooft, komt dat vanwege het werk van God in jouw hart. Het betekent dat God jou heeft uitgekozen en het geloof in jouw hart heeft gewerkt (DL. 2.7-8). God zal er ook Zelf voor zorgen dat er tot de wederkomst altijd mensen in Hem zullen geloven (DL. 2.9). In dit gedeelte zien we dat God alle eer krijgt voor de verlossing. Misschien dat je dat moeilijk vindt. Je wil zelf ook wat doen. Toch is het genade dat de verlossing van Gods kant komt. Anders zou er niemand in Hem geloven.

Vrijdag – Beeld van God kapot (DL. 3/4.1-5)
Lezen:         Rom. 3: 9-20
Zingen:       Ps. 51:3

In hoofdstuk 3/4 gaat het over hoe God het hart van de gelovigen verandert. Allereerst gaat het over de zondeval en de gevolgen daarvan. Hoe was het voor de zondeval? God had je gemaakt naar Zijn beeld. Je had een verstand waarmee je God kende. Je had een wil die God diende en het goede deed. Je verlangens gingen alleen uit naar God en goede dingen. Er was geen zonde en gebrek. Toen kwam de zondeval. Het beeld van God, kapot. Wat is er nu van over? Je hebt nog steeds een verstand, een wil en verlangens. Maar je verstand is nu donker. Met je wil dien je nu de duivel. Je verlangens zijn gericht op allerlei verkeerde dingen (DL. 3/4.1-3). Je hebt nog wel een klein beetje het idee dat God bestaat, soms doe je wel eens wat goeds, maar verder leef je in het donker. Je wil God niet eens dienen. De Bijbel zegt: je bent een Goddeloze, dat is: los van God (DL. 3/4.4-5). Dit betekent dat jij onmogelijk jezelf kan redden. Dit betekent dat jij onmogelijk vanuit jezelf in Christus kan gaan geloven. Dit betekent dat als God jouw hart niet helemaal verandert, je voor altijd verloren gaat. Redding kan alleen van de kant van God komen…

Zaterdag – Opnieuw geboren (DL. 3/4.6-10)
Lezen:         Joh. 3:1-16
Zingen:       Ps. 103:2

Redding kan alleen van Gods kant komen. Wat jij zelf niet kan, dat wil God uit genade doen. Hij wil, door de kracht van de Heilige Geest, jouw hart veranderen (DL. 3/4.6-7). Elke keer als je een preek hoort, dan roept God jou. God zegt in de Bijbel dat, als je naar Hem komt en gelooft, je zalig zal worden (DL. 3/4.8). Als jij niet in Jezus gelooft, betekent dat niet dat God jou niet geroepen heeft. Het is je eigen schuld. Je bent misschien zorgeloos, je geloof is slechts buitenkant, of je bent veel drukker met andere dingen dan met het zoeken van de Heere. Daardoor mis je de zaligheid (DL. 3/4.9). Als jij wel gehoor geeft aan de roep van God en je gelooft in de Heere Jezus, dan is dat niet vanwege jouw goedheid. Je moet niet jezelf de eer geven, maar alleen God. Als jij gelooft, komt dat namelijk omdat de Heilige Geest jouw hart heeft veranderd. De Bijbel noemt dat wedergeboorte. In het gesprek met Nicodémus vergelijkt Jezus dit werk van de Geest met de wind. Wind kan je niet zien of vastpakken. Je weet dat het waait als de bomen bewegen. Zo is het ook met het werk van de Geest. Als jij gaat geloven in de Heere Jezus betekent dit dat de Geest in jouw hart heeft gewerkt.

Zondag – Tot leven gewekt (DL. 3/4.11-17)
Lezen:         1 Joh. 2:1-11
Zingen:       Ps. 119:19

Je kunt alleen zalig worden als God je hart verandert. Maar hoe gaat dat? In artikel 11-17 staat het antwoord. Als de Heilige Geest in jouw hart komt, dan opent Hij jouw hart en verandert Hij jouw wil. Eerst was je hart gesloten voor God en wilde je graag zondigen, nu ga je de Heere liefhebben en wil je breken met de zonde. Je gaat dan in Christus geloven en je leven veranderen (DL. 3/4.11). God doet dit niet door jou te dwingen, maar Hij buigt jouw wil zodat je ook zelf de Heere wil gaan dienen. Je krijgt van God een wil die het goede weer kan doen (DL. 3/4.16). Dit werk van de Geest kan je niet tegenhouden en gaat jouw verstand te boven (DL. 3/4.12-13). Het geloof wordt daarom een gave van God genoemd en Hij is aan niemand verplicht om dat te schenken (DL. 3/4.14-15). Dit betekent niet dat je daarom maar moet afwachten of God het wel aan jou wil schenken. God wil dat jij de middelen gebruikt (DL. 3/4.17). Dat betekent dat je naar Zijn evangelie moet luisteren, waarin God belooft dat Hij iedereen die naar Hem toekomt zalig zal maken.

 Maandag – Volhouden tot het einde (DL. 5.1-15)
Lezen:         2 Tim. 4:1-8
Zingen:       Ps. 56:2

Het laatste hoofdstuk gaat over de volharding van het geloof. Als je een kind van God bent, heeft God jou verlost uit de slavernij van de zonde. Dit betekent niet, dat je niet meer te strijden hebt tegen de zonde (DL. 5.1). Als God jou aan jezelf zou overlaten, zou je zo God weer vergeten (DL. 5.3). Elke dag moet je daarom bidden om vergeving en om de hulp van God (DL. 5.2 en 5.4). Als je dan in zonden bent gevallen, kun je wel eens denken dat het nooit meer goed kan komen (DL. 5.5). Maar God leert in de Bijbel, dat Hij de gelovigen nooit in de steek laat. Hij zal jou altijd weer bij Hem terugbrengen wanneer je bent afgedwaald (DL. 5.6-7). Dat is niet vanwege jouw goedheid, maar vanwege de trouw en genade van God (DL. 5.8). Je mag daar zeker van zijn omdat God dit in Zijn Woord beloofd heeft (DL. 5.9-11 en 5.14-15). Dit betekent niet dat je zorgeloos gaat leven, maar maakt dat je nog meer ernaar zal streven om God te dienen (DL. 5.12-13). In 2 Timotheüs vergelijkt Paulus het leven als christen met een wedstrijd. Het kost veel overwinning, maar toch mag Paulus weten de overwinning te behalen. Als jij God dient, mag ook jij zeker weten dat God jou nooit zal verlaten.